Randen van het leven Van mij zijn de randen van het leven van mij is dat wat rest van mij is het ongemak Een hart dat ongelukkig bonst Een hoofd dat niet stopt Moeiteloos meegesleurd en weinig houvast Waar kwam ik vandaan? Wat deed ik daar? Hoe sterk is dit verlangen Deze hartbons die mij doet vergaan angsten, pijnen en vreugden geeft Terwijl ik haar steeds mis Rusteloos zink Dieper en dieper te vallen om hoger en hoger te vliegen Ondankbaar genoeg om niet mee te voelen Waar is de goedheid? De warme, wollen liefde tegen de kilheid